La Strada Documentation Center

Mensenhandel. Eerste Rapportage van de Nationaal Rapporteur

Document number
1152
Date
2002
Title
Mensenhandel. Eerste Rapportage van de Nationaal Rapporteur
Author/publisher
Anna Korvinus, Nationaal Rapporteur, Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel
Availability
View/save PDF version of this document
Document type(s)
Research/Study/Analysis,
Keywords
The Netherlands, Human trafficking,
Summary
PERSBERICHT: Alle vormen van sociaal-economische uitbuiting met behulp van dwang, misleiding of geweld moeten strafbaar worden gesteld als mensenhandel. Daartoe moet de omschrijving van dit delict in het Wetboek van Strafrecht worden uitgebreid. Nu zijn als mensenhandel alleen gedwongen vormen van prostitutie strafbaar. Voorts moet opsporing en vervolging van dit delict plaatsvinden vanuit de invalshoek van de georganiseerde misdaad in plaats van als zedenmisdrijf. Die opsporing en vervolging dienen mede gericht te zijn op ontnemen van het behaalde voordeel. Verder moet er meer aandacht komen voor de verbetering van de positie van het slachtoffer van deze vorm van misdaad. Dat zijn enkele belangrijke aanbevelingen uit de rapportage van de nationaal rapporteur mensenhandel, mevrouw A.G. Korvinus. Het rapport is vandaag aangeboden aan de Nederlandse regering en in ontvangst genomen door minister A.H. Korthals van Justitie en staatssecretaris A.E. Verstand van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aanbevelingen: Het laatste hoofdstuk van de rapportage bevat een dertigtal aanbevelingen. Enkele daarvan zijn: - wet- en regelgeving: spoedige ratificatie van het VN mensenhandelprotocol en uitbreiding van de Nederlandse definitie en regelgeving terzake mensenhandel, zodat deze ook sociaal-economische uitbuiting in andere sectoren dan de prostitutie omvat. Dit is een logische stap na het ondertekenen door Nederland van het VN mensenhandelprotocol. Wel moet daarbij rekening worden gehouden met de bijzondere categorie van slachtoffers van seksuele uitbuiting; - opsporing en vervolging: actievere bestrijding van mensenhandel, meer vanuit de invalshoek van (bestrijding van) zware, georganiseerde criminaliteit dan vanuit het zedenperspectief. Hiervoor dient voldoende capaciteit beschikbaar te worden gesteld, zodat minder zaken op de plank blijven liggen. Het door de politiek uitgesproken, absolute verbod op doorlaten in geval van mensenhandel belemmert in voorkomende gevallen de opsporing en zou daarom op zijn uitwerking op de praktijk van de opsporing beschouwd moeten worden; - financiële belangen. Winst is de drijfveer voor mensenhandel. Opsporing en vervolging dienen mede gericht te zijn op ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Kennis van de financiële stromen kan ook dienstig worden gemaakt aan het bevorderen van het verkrijgen van schadevergoeding voor de slachtoffers. In de praktijk zien de slachtoffers zelden iets terug van de veelal enorme bedragen die zij hebben ’verdiend’; - de slachtoffers. Medewerking van het slachtoffer aan opsporing en vervolging is in de praktijk van grote waarde. Hulp aan het slachtoffer mag echter niet louter afhankelijk zijn van die medewerking. Onder de B-9 regeling en bij het overwegen van toekenning van een permanente verblijfsvergunning om humanitaire redenen moet er meer aandacht zijn voor de risico’s die het slachtoffer loopt bij het doen van aangifte en bij terugkeer naar het land van herkomst. Voorts zou versterking van de positie van het slachtoffer integraal deel uit moeten maken van het terugkeerbeleid voor slachtoffers. Mede in dat licht zou een slachtoffer in de B-9 regeling moeten kunnen werken.
Related documents